Het maken van champagne
De eerste stap in het maken van champagne is het maken van een wijn. De oogst voor de champagnedruiven moet zo snel mogelijk gebeuren om oxidatie te voorkomen. Eer een wijn champagne mag heten moet hij aan talloze regeltjes voldoen, te veel om hier allemaal even toe te lichten.
Een constante kwaliteit leveren
In principe zijn er veel overeenkomsten met het maken van gewone wijn. Na het persen wordt de wijn ook gefilterd om onzuiverheden te verwijderen. Het vergisten gaat in eikenhouten vaten of rvs-tanks. Iedere druivensoort wordt apart vergist, soms zelfs ook de verschillende wijngaarden. Alles kan namelijk een andere basiswijn opleveren en dat komt goed van pas bij het blenden wat erg belangrijk is voor champagne. Het is namelijk de grote truc om ieder jaar dezelfde kwaliteit te leveren en dat is niet makkelijk. Als het bijvoorbeeld een warmer jaar was zijn de druiven vaak zoeter van smaak, dus dat moet men dan met het blenden compenseren. Dat is ook de reden dat de kelders van de grote champagnenamen vol liggen met reservewijnen uit voorgaande jaren.
Het ontstaan van de bubbels
De bubbels ontstaan tijdens de tweede gisting. Dat gebeurt niet in een tank, maar in de fles. Er gaat een kroonkurk op de fles nadat er wat gist en suiker is toegevoegd. De gist zet de suiker om in alcohol, maar ook in koolzuurgas. Door de kroonkurk blijft het gas in de fles. Nu moet de wijn rijpen en liggen – voor de AOC in Champagne zelfs minimaal 15 maanden. Hoe langer de wijn blijft liggen, hoe complexer en verfijnder de smaken. Meestal ligt een goede champagne meer dan 36 maanden.